Alcobaça
Alcobaça
Plaatsen
Alcobaça ligt in de dalen van de rivieren Alcoa en Baça, die volgens enkele schrijvers Alcobaça de naam gaven. Anderen beweren weer dat de naam van deze plaats een Arabische oorsprong heeft, die opgesplitst is om de twee rivieren te benoemen.
De stad Alcobaça dankt haar faam en ontwikkeling aan het klooster of Koninklijke Abdij van Santa Maria, gesticht in 1153 in opdracht van de Orde van de Cisterciënzers. De bouw ving pas aan in 1178 op terreinen die geschonken waren aan broeder Frei Bernardo de Claraval, stichter van de Orde van de Cisterciënzers, door de eerste koning van Portugal, D. Afonso Henriques, ter inlossing van een gelofte, na de herovering van Santarém, dat tot 1147 onder moors bestuur stond.
Het klooster besloeg een groot terrein, ook wel de "couto" (schuilplaats) van Alcobaça genoemd, waar de Orde van de Cisterciënzers de plaatsen in de omgeving ordende, de stadjes en de landgoederen organiseerde en de landbouw dynamischer maakte, waarbij ze nieuwe technieken en producten introduceerde, kenmerken die tot op heden behouden zijn. De regio is vandaag de dag nog steeds één van de belangrijkste fruitproducenten van Portugal.
Gebouwd volgens het model van de abdij van Claraval, het moederhuis van de Orde van de Cisterciënzers in Frankrijk, is het klooster Mosteiro de Alcobaça een prachtig monument dat door de UNESCO uitgeroepen is tot werelderfgoed van de mensheid.
De gastronomie en de zoetigheden werden beïnvloed door de kloosters in de regio; naast het klooster in Alcobaça is er ook een vrouwenklooster in Cós en het Kapucijnerklooster in Évora de Alcobaça. De meest bekende lekkernij is de Pão de Ló (soort luchtige cake) die ook wel bekend is onder de naam Alfeizerão, naar de plaats waar deze gemaakt wordt.
Noemenswaard is ook het kristal van uitstekende kwaliteit, evenals de objecten van klei en keramiek.
De stad Alcobaça dankt haar faam en ontwikkeling aan het klooster of Koninklijke Abdij van Santa Maria, gesticht in 1153 in opdracht van de Orde van de Cisterciënzers. De bouw ving pas aan in 1178 op terreinen die geschonken waren aan broeder Frei Bernardo de Claraval, stichter van de Orde van de Cisterciënzers, door de eerste koning van Portugal, D. Afonso Henriques, ter inlossing van een gelofte, na de herovering van Santarém, dat tot 1147 onder moors bestuur stond.
Het klooster besloeg een groot terrein, ook wel de "couto" (schuilplaats) van Alcobaça genoemd, waar de Orde van de Cisterciënzers de plaatsen in de omgeving ordende, de stadjes en de landgoederen organiseerde en de landbouw dynamischer maakte, waarbij ze nieuwe technieken en producten introduceerde, kenmerken die tot op heden behouden zijn. De regio is vandaag de dag nog steeds één van de belangrijkste fruitproducenten van Portugal.
Gebouwd volgens het model van de abdij van Claraval, het moederhuis van de Orde van de Cisterciënzers in Frankrijk, is het klooster Mosteiro de Alcobaça een prachtig monument dat door de UNESCO uitgeroepen is tot werelderfgoed van de mensheid.
De gastronomie en de zoetigheden werden beïnvloed door de kloosters in de regio; naast het klooster in Alcobaça is er ook een vrouwenklooster in Cós en het Kapucijnerklooster in Évora de Alcobaça. De meest bekende lekkernij is de Pão de Ló (soort luchtige cake) die ook wel bekend is onder de naam Alfeizerão, naar de plaats waar deze gemaakt wordt.
Noemenswaard is ook het kristal van uitstekende kwaliteit, evenals de objecten van klei en keramiek.